Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide Juda tot Thamar, zijn schoondochter: [15]Blijf weduwe in uws vaders huis, [16]totdat mijn zoon Sela groot wordt; [17]want [18]hij zeide: Dat niet misschien ook deze sterve, gelijk zijn broeders! Zo ging Thamar heen, en bleef in haar vaders huis. 15. Of, zit, of, blijf zitten; aldus in het volgende. 16. Zich gelatende, alsof hij dezen haar dan ten huwelijk wilde geven; maar uit het volgende blijkt dat hij dit niet in den zin had. 17. Anders, maar. 18. Te weten, bij zichzelven; dat is, hij dacht; zie boven, hfdst.20 vs.11.